Onderzoek naar toekomst jeugdgezondheidszorg

De gemeente Putten werkt samen met andere gemeenten in Noord- en Oost-Gelderland aan een groot onderzoek naar de toekomst van de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Dat schrijft het college in een raadsinformatiebrief. 

Het doel hiervan is om te zorgen dat de zorg voor kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar ook in de toekomst goed, betaalbaar en werkbaar georganiseerd blijft.

De uitvoering van de jeugdgezondheidszorg is de afgelopen jaren vaker onderwerp van gesprek geweest. Meerdere ontwikkelingen maken een nieuw onderzoek noodzakelijk. Zo vraagt het vernieuwde landelijk professioneel kader om meer flexibiliteit in contactmomenten, afhankelijk van de behoefte van kind en ouders. Ook verandert in 2026 het Rijksvaccinatieprogramma: de DKT-prik (difterie, kinkhoest, tetanus) verhuist van 4 naar 5 jaar. Verder speelt het zogeheten ‘ravijnjaar’, waarin gemeenten te maken krijgen met een korting op het gemeentefonds.

In de regio is de jeugdgezondheidszorg nu versnipperd georganiseerd. Voor kinderen van 0 tot 4 jaar zijn drie organisaties verantwoordelijk, en wel Icare (Noord-Veluwe), Vérian (Midden-IJssel) en Yunio (Achterhoek). Voor de leeftijd van 5 tot 18 jaar ligt de taak bij de GGD Noord- en Oost-Gelderland. Alleen Apeldoorn kent een integrale aanpak, waarbij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) de volledige jeugdgezondheidszorg van 0 tot 18 jaar uitvoert.

Die versnippering leidt tot inhoudelijke, organisatorische en financiële uitdagingen. Daarom is het onderzoek gestart naar drie mogelijke richtingen:
  1. Doorgaan met de huidige situatie, maar dan met verbeteringen.
  2. Een integrale JGZ 0-18 bij één of meerdere zorgorganisaties.
  3. Een integrale JGZ 0-18 bij de GGD.
Voordat het hoofdonderzoek kon starten, is samen met aanbieders en gemeenten een zogenoemd afwegingskader gemaakt. Daarin zijn vijf factoren benoemd die de basis vormen voor de uiteindelijke keuze. Deze factoren zijn inhoud, aansturing en samenwerking, financiën, organisatie en de impact van verandering.

Het idee is dat gemeenten zo vooraf eenzelfde ‘maatlat’ hanteren. De uiteindelijke beoordeling kan daardoor meer op feiten worden gebaseerd dan op beelden of voorkeuren. Het blijft wel mogelijk dat gemeenten uiteindelijk verschillende keuzes maken.

Met het afwegingskader is stap één gezet, nu begint het hoofdonderzoek. Dat moet de komende maanden duidelijk maken welke optie het meest toekomstbestendig is. Daarna volgt besluitvorming door de gemeenten. Het college van B&W benadrukt dat het uitgangspunt is om alles te onderzoeken, maar het goede te behouden. Na afronding van het onderzoek wordt de gemeenteraad opnieuw geïnformeerd over de uitkomsten en vervolgstappen.